Marseille

Er zijn weinig steden die ik zo geweldig vind als Marseille, op Amsterdam en Florence misschien na dan. Vanaf Amsterdam nam ik een vroege trein, stapte over op Parijs, waar ik voor het eerst sinds tijden weer een lekkere croissant at (niet bestaand in Florence) geflankeerd door een waterige cappuccino (lekkere koffie kunnen ze dan weer wel in Florence) en stapte rond het middaguur uit op station Marseille-Saint-Charles.

Naast warmte en het prettige zeebriesje is het het kleurrijke wat meteen opvalt in deze Franse -voorheen ietwat grimmige- havenstad. En dan bedoel ik met name de mensen. De kleding is kleurrijk, felgroene tuinbroeken en rode zonnehoeden, roze hijab’s maar ook bijvoorbeeld de binnenkant van de metro, die is fel oranje. Kleur en cultuur lijken elkaar hier moeiteloos te vinden. Zo liet ik me vertellen dat de meest gesproken taal in Marseille Arabisch is. Wat ik niet zo gek vind, zowel qua sfeer als keuken heeft Marseille meer weg van een Arabische stad dan een Franse. De stad is rommelig, vol bemoedigende graffiti termen op de muren en altijd bruisend. Na een kort metroritje positioneerde ik mezelf op een terras tegen sluitingstijd met mijn favoriete kleur uit Marseille, een glas Ricard, ook wel Pastis genoemd, de anijsdrank die lichtgeel wordt als je er water bij doet.

Mijn tweede favoriete kleur in Marseille is het donkerblauw van de zee. Als ik een ‘zee-stad’ zou moeten kiezen zou het absoluut Marseille zijn. En niet om de paar overvolle flauwe brede stranden die er zijn, maar om de stranden die er juist niet zijn. Overal zwemt men. Overal zit men als een soort berg-geiten tegen rotsen en stenen aangeplakt die soms een onmogelijke klautertocht vergen voor een beetje comfort. Iedereen draagt waterschoenen. Het water is er knisperend verfrissend en het vanaf rotsen in zee plonzen is op de een of andere manier verslavend. Mensen lezen, kletsen, roken, delen eten uit, helpen elkaar en geven hoop dat er toch echt een ideale wereld bestaat.

Na het plonzen eet je in een van de honderden restaurants of barretjes die de stad rijk is. Omdat het Frankrijk is kun je er op elke straathoek een goed plateau fruits te mer eten: oesters, roze garnalen die je met de hand pelt, krab, langoustines, coquillages oftewel ander soort schelpdieren, knapperig stokbrood, en lekkere boter. En altijd wordt er nonchalant een flesje wijn naast gedronken met kleine glaasjes. Maar ook eet je er veel groentegerechten met allerlei soorten kruiden en specerijen, veel yoghurt en kikkererwten. Alles is kleurrijk, alles is smaakvol, alles is lekker. Op een klein kiezelstrandje komt vaak een ijsverkoper in tuinpak, zelf gedraaid kokosijs verkopen met kaneel en kardemom, lekkerste ijs dat ik deze zomer at.

Vijf dagen werden een prettige waas van zonnebrand, zee, dutjes, het geluid van krekels, Pastis, geweldig eten, lezen en gekookte eitjes met broodsoldaatjes en boter als ontbijt. Met het zeewater nog in mijn haar vertrok ik weer huiswaarts richting Florence. Toen ik tijdens een negen uur durende busreis naast de wc en naast een vrouw uit Rome zat met een gebroken been op mijn schoot verbeeldde ik me meer dan honderd keer dat ik nog in de zee rondom Marseille dobberde.

Previous
Previous

Berghotelletje

Next
Next

Tweede akte