Koffiebar

Ik heb me wel eens afgevraagd waarom er zo verschrikkelijk veel barretjes zijn in Italië en hoe ze altijd klandizie lijken te hebben. Nu weet ik dat Italianen over het algemeen geen voorkeur hebben als het gaat om waar ze koffiedrinken. De vaste koffiebar wordt degene het dichtst bij huis. Zo simpel is het.

Een belangrijk proces van je thuis beginnen te voelen in Italië is als je trouw bent aan dit ritueel. Toen ik mijn vaste kamer had ging ik op zoek naar de koffiebar het dichtst bij mijn huis. In gedachten zag ik een oud mannetje voor me in een latteria, de traditionele oude koffiebars van Rome, dat werd het niet. De bar het dichtste bij mijn huis had een soort Italo-Berlusconi inrichting met glanzend marmer en drankflessen op de muren met kleurige verlichting erachter. Er stond altijd muziek van Sean Paul of Pitbull op. Het duurde een week voordat ik wilde toegeven dat deze echt het meest dichtbij was en ik me er naar binnen waagde.

De eigenaar was niet oud maar jong, rond de veertig en wel direct erg aardig. Koffiebar-eigenaren wachten vaak af tot duidelijk is of jij behoefte hebt aan stilte of een praatje. Het lijkt bijna een soort beroepscode. Ik stel me zo voor dat het erg leuk kan zijn om in de levens van zo veel mensen te duiken, al is het maar voor tien minuten in de ochtend. Toen ik er voor de derde keer kwam begon het kletsen. Ik vertelde dat ik hier pas naartoe verhuisd was en mijn Italiaans nog wat krakkemikkig was. Hij zei dat dat best meeviel en vertelde dat hij zestien jaar geleden naar Rome was verhuisd en hoe mooi hij Rome vond. Zo praatten we elke keer dat ik kwam een beetje. Toen ik verband om mijn hand had omdat ik in glas was gevallen vroeg hij nog weken erna hoe het ermee ging. Wanneer je alleen in het buitenland woont kun je ontzettend opknappen van iemands opmerkzaamheid en oprechte interesse. Ik zwaaide elke keer als ik langsliep naar de supermarkt en hij zwaaide altijd terug.

In de zomer zou ik een paar weken naar Nederland gaan maar kreeg ik een fietsongeluk waardoor ik pas na twee maanden weer terugkeerde naar Rome. Ik voelde me op allerlei vlakken niet meer mijn oude zelf. Verklaren kon ik het niet, maar bij terugkomst wilde ik niet meer naar binnen bij mijn koffiebar. Het leek bijna zo dat, wanneer ik er naar binnen zou gaan, alles weer normaal was. En zo voelde ik me absoluut niet. Gek genoeg durfde ik niet eens meer te zwaaien, ook als ik vanaf de andere kant van de straat zag dat hij buiten stond.

Ik liep een stuk verder voor minder lekkere koffie met minder aardig personeel. Tot ik op een dag langsliep en dacht nu is het mooi geweest. Als een soort vredeoffer stak ik mijn hand op en zwaaide. Ik zag hoe zijn ogen oplichtten en zich om mensen aan de bar heen vouwde om vrolijk terug te kunnen zwaaien. De arme man moet vast gedacht hebben dat ik vreselijk boos op hem was. De volgende dag ging ik er weer koffiedrinken. ‘’Come stai’’? vroeg hij terwijl hij melk over de bittere espresso goot en een pasticceria uit de vitrine viste. ‘’Bene’’ zei ik, want in een koffiebar mag je zelf bepalen wat je wel en niet vertelt.

Previous
Previous

Aan zee

Next
Next

Fruit gevecht