Aan zee

In een land met zo veel kust is het niet vreemd dat veel inwoners gek zijn op de zee. In de hete zomers is men of thuis met airco, of met het hoofd in een ventilator, of aan zee. De tijden om naar het strand te gaan zijn hier of in de ochtend of in de namiddag. Rond het heetste uur van de dag zit iedereen, uiteraard, te eten. 

Deze week reisde ik af naar Castiglioncello, een kustplaatsje aan de Ligurische zee. Ik ben verzot op deze regio. Maar hoe kan het ook anders? Al tien jaar geleden maakte ik kennis met deze zeer groene kust, het blauwgroene water en de lichte keuken vol vis, olijfolie, focaccia en trofie met pesto. Het lijkt of de zee simpelweg in de ziel van de inwoners zit. Vol bewondering en een kleine steek jaloezie kijk ik altijd hoe er vroeg in de ochtend of in de oranje avondzon eindeloos wordt gezwommen. 

De kust van Puglia verkende ik vorig jaar. Het nonchalante en rommelige Zuidelijke maakt het een heel andere kust dan de Ligurische. Ik verbleef in het schattige Mola di Bari waar de hete, felle zon ervoor zorgde dat het overdag doodstil was en s’avonds bruiste van leven. Ook hier werd overal gezwommen en kon je in het haventje een plastic bord verse zee egels met witbrood kopen voor slechts vijf euro.  De eigenaar van mijn verblijf raadde het restaurant Puglia in Bocca aan, waar ik om acht uur voor de deur stond. Ze waren nog gesloten. Ik mocht toch gaan zitten in een absoluut afschuwelijk live life laugh interieur (ik weet echt niet hoe ik het anders kan omschrijven) met gymzaalverlichting, onder een zeer groot tv scherm. De menukaart werd me voor de vorm gegeven gevolgd door de vraag: “eet je rauwe vis?“ Natuurlijk zei ik ja waarna hij de menukaart weer zorgvuldig uit mijn handen griste. “Dan weet ik het al.”

Hij schonk me een groot glas witte lokale bubbelwijn in en ik vond het allemaal wel best. Het werd natuurlijk een plateau rauwe vis. Maar niet alleen met rode gamba’s, langoustines en oesters maar ook rauwe inktvis en rauwe mosselen. Rauwe mosselen ja. En eigenlijk hoor je (op de oesters na) nergens citroen op te doen. Om het zo veel mogelijk naar de zee te laten smaken. Het bordje zee werd opgevolgd door verse pasta met sugo en nog meer rode gamba, te eten met schil en al. Wat een vreselijke gelukzaligheid. Vaak vraag ik me af of Italianen wel doorhebben hoe verschrikkelijk veel geluk ze eigenlijk hebben. 

Zo ook in Castiglioncello waar de huizen zachte kleuren hebben en waar het naar pijnbomen, schone was en zee ruikt. Naar vakantie dus. Italianen hebben het vaker, ze begeven zich op de meest idyllische plekken maar zijn aan het bellen, lezen de krant, roken sigaretten of kletsen met elkaar. Alsof het niks is. Alsof ze het nauwelijks meer zien. Of misschien hebben ze het daarentegen juist wel heel goed begrepen. Dat, waar je ook bent, de makkelijkste vorm van geluk te vinden is in het simpele alledaagse.


Previous
Previous

Minne di Sant’ Agatha

Next
Next

Koffiebar