Eiland Hotel
Een weekendje naar een Waddeneiland is altijd leuk; zee, genadeloze wind tegen, verlaten stranden, een overdosis aan kneuterige taferelen en een soort verwassen jaren vijftig sfeer. Zo ook Hotel van der Werff op Schiermonnikoog. Dit corpsballen hotel mankeert een hoop maar is tegelijkertijd alles wat het zou moeten zijn.
Alles intrigeerde en irriteerde me vanaf het begin aan dit hotel. Zo worden reserveringen alleen telefonisch aangenomen en krijg je geen bevestiging. Toen ik belde om te reserveren voor het restaurant werd aangegeven dat dat niet hoefde. “Maar het klopt toch wel dat ik een kamer gereserveerd heb?” gooide ik er nog wanhopig achteraan. “Ja hoor, daag,” hoorde ik nog net voordat er werd opgehangen.
Slechts op een steenworp afstand van het eb- en vloed wordende wad ligt Hotel van de Werff. De sfeer is onvoorstelbaar leuk. Ik kan het het best omschrijven als een combinatie van een bruine kroeg, hotel de Koperwiek uit Otje en The Grand Budapest Hotel. Er is geen receptie, de bar in het bruine kroeg gedeelte heeft naast de gasten voorzien van drank ook deze functie. Elke lege plek op de muur is behangen met schilderijtjes waarop één van de drie onderwerpen afgebeeld staat: foto’s van het hotel zelf, schepen op zee of prins Bernhard. Het meest romantische vond ik toch echt de eetzaal. Een grote ruimte met rood tapijt, oranjeroze gordijnen, tafels gedekt met wit tafellinnen, in waaier gevouwen servetten, kaarsen en een vleugel vol vergeelde liederboeken.
In 2009 stond er een artikel in het NRC over dit hotel. De visie van de eigenaar luidde toendertijd: ‘vernieuwing is een gebrek aan zelfbeheersing,’ en ik kan moeilijk omschrijven hoe poëtisch ik deze uitspraak vind. In ieder geval is de visie zo’n veertien jaar later nog steeds in elke gang, trappenhuis, en alle overige ruimtes voelbaar.
De eetzaal is waar het, wat mij betreft, allemaal gebeurt. In de ochtend wordt de filterkoffie en thee in zilveren potjes geserveerd. Ik weet niet of het toeval is, maar de persoon die onze vloeibare levenstolerantie serveert lijkt sprekend op Zero uit The Grand Budapest Hotel. Mini snorretje incluis. Verder is het assortiment precies wat een hotelontbijt zou moeten zijn: jus, croissantje, toast, zachtgekookt eitje, roomboter, yoghurt met fruit en Fries suikerbrood.
S’avonds is er ontzettend ouderwets menu’tje. Je begint eigenlijk altijd met soep uit een zilveren soepkom: tomatensoep, kerriesoep, mosterdsoep, niet te moeilijk. Vervolgens wederom alsof je oma je een warm bordje voorschotelt: slibtongetjes met remouladesaus, varkenshaas in portsaus, entrecôte, groentelasagne of een zalmmoot. Alles wordt gereserveerd met gezellige bijgerechten: worteltjes in boter, aardappelen of friet, spinazie met een eitje, botersla. En alles is lekker. Of misschien gemoedelijk. Maar zeker ook lekker. Op sommige avonden wordt er tijdens het eten gespeeld op de grote vleugel. Het toetje is altijd iets van vruchten met room of iets in die richting. Maar het allerbeste aan dineren in een hotel waar je ook slaapt, is toch echt dat je bed slechts een liftritje van je tafel verwijderd is.