Badjas-haven

Even geen Italiaanse taferelen deze week. Geen snelle koffie uit kleine kopjes, geen borden pasta en geen hitte. Geen drogende was buiten en geen krekels. Geen Florence. Deze zomer ga ik voor kou. Voor kaneelbroodjes, gerookte vis en een overdaad aan dille. Ik reis namelijk af naar de Zweedse kust.

We vertrokken vorige week met gehesen zeil uit Kopenhagen, wat is het daar geweldig maar angstaanjagend hip trouwens. Na twee dagen eten uit de kombuis, zeebenen en veel rode wijn uit pak meerden we aan in de kleine havenstad Torekov. Er stond een kille, stevige wind en de geur van gerookte vis kwam ons begroeten. Dat moest in ieder geval goed komen.

Na de Italiaanse, emotie gestuurde, samenleving is de Zweedse van een heel andere orde. Mensen zijn hier afstandelijker, meer op zichzelf maar er heerst ook een bepaald soort vredigheid. Een soort rust.

Mijn kooi, klinkt heftiger dan het is want zo noem je je slaapplek aan boord, ontvluchtte ik op een ochtend al vroeg nadat ik niet meer kon slapen. Slaperig liep ik langs het donkergroene, soms bijna inktzwarte, zeewater. De zon was zeer langzaam aan het opkomen toen ik een bijzonder fenomeen gadesloeg; een soort badjas invasie. Iedere inwoner, jong, oud, dik, dun, liep in badjas. Alle badjassen hadden verschillende kleuren. Het was een beeldig gezicht. Ik vroeg me natuurlijk af waar al deze mensen heenliepen en waarom ik als zomervakantie-import niet uitgenodigd was?

Wat ik toen nog niet wist is dat Torekov bekend staat om het zee-dippen. Men gaat zowel in de ochtend als in de avond, in badjas dus, naar een van de vele zeesteigers. In juli lijkt dat misschien niet bijzonder maar ik wilde een koude zomer, dus ik kreeg een koude zomer. Rond deze tijd is het zeewater rond de vijftien graden en door de altijd aanwezige wind lijkt het nog veel kouder.

Op deze steigers worden de badjassen dan moedig uitgegooid en daalt men de trap af, hup de zee in. Daar blijven ze zo’n zes seconden en dan lopen ze de trap weer op, doen ze de badjassen weer aan en gaan naar huis. Pannenkoeken eten met slagroom en frambozenjam. Of kaneelbroodjes. Of een gekookt eitje met boter en roggebrood. In ieder geval met warme koffie. In mijn Astrid Lindgren versie van het Zweedse leven zou het op zoiets uitkomen.

Uiteraard wilde ik dit de volgende ochtend ook doen. Zonder badjas helaas maar in een soort halfgare pyjama over mijn zwemkleding heen, met slaap in de ogen. De kou was overweldigend maar zo onbeschrijfelijk verfrissend. Al je zorgen worden door het koude zeewater meegenomen. Ik heb besloten thuis meteen maar een foto van Wim Hof boven mijn bed te hangen. Het beste gedeelte kwam toch alsnog erna. Met kletsnat haar, een kardemom broodje en warme koffie in de zon.

Foto: Peggy Anderson, Boek The Morning Dip, www.peggyanderson.com

Previous
Previous

Nonchalant alcoholisme

Next
Next

Verloedering van een instituut