Eetheimwee
In Italië wonen is al heel lang een absolute droom van me. Als ik mijn toekomt zou kunnen vormgeven zou het daar ook zijn. Ik zie mezelf voor me als een blonde Sophia Loren (haha), al pasta etend, in de zee zwemmend, pesce crudo etend als lunch en elke dag met verse producten kokend. Of dat dan met man en kinderen of alleen zou zijn maakt me niet uit. Een paar maanden geleden lag ik s’nachts wakker en viel het plan van de toekomst als puzzelstukjes in elkaar. Door de pandemie werd thuiswerken normaler. Waarom zou mijn thuis niet in Rome liggen? Ik was dan wel nog nooit in Rome geweest, maar dat was bijzaak.
Ik ging op zoek naar een piepklein appartementje in Rome. Maar vanaf het moment dat het definitief was begon het piekeren. Zou ik de gezelligheid van mijn huisgenoten, vriendinnen en familie niet missen? Zou ik niet verlangen naar de verlichte winterse huizen aan de grachten? Maar waar ik me pas echt zorgen over maakte: zou ik geen dagelijkse cravings hebben naar ramen, hot oil noedels, oesters van Nam Kee, broodje pom, kibbeling, mapo tofu, dumplings, roti, falafel, (verhollandste) saté met friet, broodjes kroket, curry’s, saoto, Japchae en zo nog duizend andere dingen? Hoewel ik nauurlijk niet naar een derdewereldland zou gaan, en in Rome qua eten vast niks tekort zou komen realiseerde ik me wel wat een geluk ik heb gehad om in een land te zijn opgegroeid met zo veel culturen.
Op vakantie’s kon ik na drie weken Italië geen pizza of pasta meer zien. In mijn hoofd praatte ik dit goed door te stellen dat ik nu een keuken had en vast en zeker vanalles zou kunnen maken. In mijn koffers zou ik wat ruimte reserveren voor crispy chilli olie.